vrijdag 25 december 2015

Kan dit zomaar?

Kan dit zo maar?   Ooit vertelde mijn moeder over een toneelstuk: ‘Arsenicum en oude kant’, later zag ik de film Silent Green, het heeft me geïnspireerd tot het volgende verhaal. Het is fictief geen van de personen heeft ooit bestaan. Maar toch... Het is een heldere mooie dag, lucht vol van blauw, zonnetje schijnt fel voor de tijd van het jaar. De wind is gaan liggen.Vogels kwetteren alsof hun verhaal als eerste gehoord moet worden. Hetgeen gebeurt. Mevrouw Gerand in de rolstoel kan helaas haast geen woord meer zeggen, het is juist zaak dat anderen dat nu eens voor háár doen, maar er dreigt gehéél iets anders te gaan gebeuren. Mevrouw Gerand in rolstoel, gevallen over een stoepje zoals ze zegt, maar in werkelijkheid aangereden door een veroordeelde. Gevolg gebroken heup, gezicht ernstig beschadigd. Rechterzij helemaal blauw en deels gebroken. Rechter bij het Internationale Gerechtshof. Zéér actief op vele fronten, lange lijst om de wereld een klein stukje beter te maken. Het was in het voorjaar nu drie jaar geleden, de knoppen begonnen op te komen, zaden ontkiemde, toen er bij haar man ALS werd geconstateerd. Zomaar van de een op de andere dag was haar man tot niets meer in staat. Deze progressieve vorm had post gevat, was niet van zins om door een goed geformuleerd plan te wijken. Haar man zeiler, optimist, maakt zich sterk voor het milieu, werkzaam als dokter.Kwam op plekken waar niemand durft te komen, om mensen te helpen. Beiden springen eruit, op twee totaal verschillende vakgebieden, dit heeft hun tot elkaar geroepen. Ze hebben de roep beantwoord in een huwelijk dat 37 jaar gestand deed. Ze kijkt naar een merel die van de tak op haar schoot komt zitten, wonderlijk schouwspel, traan valt uit haar rechter ooghoek of is het een irritatie van het oog. De druppel lijkt gigantisch als deze op het hoofdje van de merel valt. Hij ontvangt het als een douche. Kijkt met zijn mooie kraaloogjes naar haar op alsof hij zeggen wil: ik hoor je, ik breng jouw verhaal de wereld in. Wees gerust, je bent niet alléén, ik let op jou. Om deze gedachten en woorden kracht bij te zetten vangt hij een mooi lied aan. Dat trekt de aandacht van een van de vrijwilligers, die haar zelfs dit laatste stukje geluk niet lijkt te gunnen. Met een woest gebaar wordt haar rolstoel naar achteren getrokken. De merel dwarrelt rond haar hoofd, als een soort bezwering, wat je wel eens ziet als ze hun jongen willen beschermen. Vliegt vervaarlijk dicht op deze vrijwilliger aan. Die wappert met haar hand ten teken van: opdonderen! Hetgeen ze ook gestalte door te roepen, ‘nou wegwezen’. De vrouw in de rolstoel huilt, maar ze ziet het niet. 'Nou mevrouw Gerand: we gaan even aan de koffie, hé.'Het toontje lijkt alsof er tegen een kind gesproken wordt dat niet helemaal goed is. Er is helemaal niets mis met haar hersenen, de kneuzingen maken haar het spreken heel moeilijk. De paniek in haar ogen vertelt een oplettende kijker wat er werkelijk speelt. De vrouw trekt de kruk bij, haalt een bekertje met een speciale dop, zodat ze niet kan knoeien en gaat bij haar zitten. Ze maakte het gebaar héél plechtig, mevrouw Gerand weet; mijn laatste uurtje heeft nu echt geslagen, zonder dat ik er iets aan kan doen. Zij heeft iets te vaak in de periode dat ze daar nu zit, deze handelingen gevolgd bij anderen, het leidde meestal tot de dood. Die dan later als natuurlijk werd uitgelegd. Het is haar opgevallen dat het altijd dames en heren betrof, die verder geen familie meer leken te hebben, en niet geheel onbelangrijk, ook niet onfortuinlijk waren. Ze heeft dit met haar dochter en zoon besproken, die hebben haar eerst uitgelachen, maar waren na haar ongeluk toch alerter geweest. Zeker als er weer eens iemand plotseling overleed, meestal in het weekend. Sinds haar ongeluk hield een rechercheur het huis al geruime tijd in de gaten en verzamelde gegevens. Die aanrijding was natuurlijk ook niet zomaar gebeurd. Maar ze moesten voorzichtig zijn, deze mensen waren hard, zakelijk en meedogenloos, gingen voor niets uit de weg. Bovendien was er een grote groep ingewijdenen die allemaal een pas bleken te hebben en zo naar binnen kwamen, om deze eenzame mensen te bezoeken, en zo een vertrouwensband aankweekten. Ze bidt in gedachten, haalt haar man voor de geest, die nu twee jaar geleden is overleden. De mobiel gaat af, haar dochter, ziet ze in haar ooghoek, als het apparaat trilt op het tafelblad. De vrijwilligster pakt de mobiel, lijkt even na te denken en drukt de oproep weg. Geen slimme actie, zo zou later blijken. Ze vervolgt haar ingeslagen weg en biedt nogmaals de beker aan. Mevrouw Gerand draait haar hoofd weg om de boel te vertragen. Ze heeft al te veel gezien in dit huis dat haar niet bevalt, helaas is ze niet in staat om er iets tegen te doen, het teert haar van binnen weg. Toch blijft ze optimistisch. Ze concentreert zich, dat helpt altijd om helder te blijven denken. Alsof ze haar dochter aan de andere kant van de mobiel bezweert terug te bellen, hetgeen ook gebeurt. Er verschijnt een grimas op haar gezicht die ervoor doorgaat een glimlach te zijn. Ergens wordt geroepen, de vrijwilligster verdwijnt, de mobiel achterlatend. Met inspanning van al haar krachten drukt ze op het apparaat. Haar stemmetje klinkt zwak: ‘help me’. De mobiel klikt, het wordt stil. Ho, ho wordt er geroepen, een vrouw achter haar rijdt met volle vaart vooruit, ze is nog maar net eigenares van een dure rolstoel die ooit van meneer de Kruiff is geweest. Een zeer welgestelde man die vorige week ineens het leven heeft gelaten. Hij was kerngezond, maar had al dagen ineens last van zijn maag. Géén familie; dat was haar als rechter dan weer opgevallen. Dit jaar is een kroonjaar geweest voor dit huis, bedacht ze. In de periode dat ze er nu zit, net een jaar, waren er zeker tien eenzame bewoners een natuurlijke dood gestorven. Ze kijkt naar de digitalis die volop in de tuin bloeit. Langzaam schudden ze met hun hoofdjes heen en weer ten teken van: Nee hoor, wij hebben er niets mee te maken. Wij zijn onschuldig! Binnen tien minuten staat haar dochter voor haar neus. Ze is via de tuin gegaan want niemand had de voordeur opengedaan. Zondag is altijd een bijzondere dag in het huis, want dan komt er veel bezoek, maar nu lijkt het haast stil. Mevrouw Gerand rilt, hoewel het helemaal niet koud is. Haar dochter omhelst mama innig terwijl haar aandacht uitgaat naar de paarse bloemen. Ze wijst en mama knikt, fluistert moeizaam ik dacht het ook. Achter hen klinkt gestommel, de hulpverleners zijn druk bezig in rap tempo met het uitdelen van bekertjes. Er moet nu iets gebeuren! De vrouw in de rolstoel ramt een tafel en draait van achteren de kerstboom in. Dat geeft véél commotie. Het brengt de dochter op een idee, ze zegt oh, mevrouw Malsen zal ik u even helpen. Graag kind: lacht deze olijke nette dame die helemaal in haar hum lijkt met haar nieuwe speeltje. Mevrouw Gerand lijkt het verhaal te doorgronden dat haar dochter inzet. Malsen loopt rood aan van alle inspanning en zegt: ach kind kun je ook even kijken, ze wijst naar haar tas achterop, daar moet ik nog even aan wennen hoor. Daar zit een sigaretje in. Zou je...de dochter pakt de sigaret, mevrouw Malsen zuigt met graagte de nicotine naar binnen. 'Ach weet je,' zegt ze zachtjes, 'het maakt nou toch niet meer uit.' Ze lacht haar slechtzittende gebit bloot en wuift naar de digitalis. 'Mooi zijn ze, niet?' Ze rolt verder naar achteren met haar rolstoel en stoot met de sigaret weer vol tegen de versierde kerstboom die net op de drempel van de tuin staat aan. Het topje brandende as valt erin. Mevrouw Gerand en dochter kijken ernaar. Alles verloopt volgens plan. De dochter belt met haar mobiel en geeft een signaal af. Binnen no time staat het vol met blauw. De hulpverleners proberen naarstig de met zorg gevulde digitalis drinkflesjes weg te werken maar het mag niet baten. Het blauw zegt op vriendelijke toon dat niets mag worden weggehaald of weggezet. Zo geschiedt. Er volgt een onderzoek, dat toont aan dat al vele jaren mensen op deze manier het leven gelaten hebben. Waar het geld dat met deze actie verdiend wordt is gebleven, moet nog onderzocht worden. 'Het geeft te denken, hé', zegt een van de agenten, terwijl hij tegen zijn pet tikt en Mevrouw Gerand de goede hand schudt. En hij pakt het onaangeroerde bekertje met de digitalis van haar aan, dat is een stevig bewijs! Oud worden zeggen ze is geen kunst aan, maar in leven blijven, lijkt een heel ander verhaal te gaan worden. In deze tijd met de schrale voorzieningen, de ooit zorgvuldig opgebouwde verzorgingsstaat van onze ouders, die met een haal wordt afgebouwd en vernietigd krijgt tegen het licht van deze zaak wel een een grauw randje, vindt u ook niet?' Ze buigt zich voorover en zegt: 'haal me hier weg.' Haar dochter knikt. Ze zijn al heel lang met dit onderzoek bezig. Het had haar maar zo zo bevallen dat haar moeder zich als proefkonijn wilde inzetten om deze val te laten dichtslaan. Met het sluiten van dit huis is de narigheid zeker nog niet opgelost. Want hoe zit het met de andere huizen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten